Bek- en vederrot / PBFD 

Deze ziekte wordt veroorzaakt door een circovirus, en komt voor bij papegaaiachtigen.

Vogels raken besmet door het met de snavel opnemen, of inademen van virusdeeltjes.

Deze zitten in de mest en veerstof van besmette vogels en zijn erg resistent tegen schoonmaakmiddelen.


Er zijn verschillende vormen van de ziekte.

Er is de acute vorm. Deze komt het meest voor bij vogels die al op jonge leeftijd besmet zijn geraakt.

De eerste verschijnselen treden op als ze het nest dons verliezen en het volwassen verenpakket gaan ontwikkelen

De groeiende veren sterven af, breken, buigen of ze bloeden uit de veerschacht.


Ook kunnen de veren (als ze wel uitgroeien) voortijdig uitvallen.

Naast de veerafwijkingen kunnen de vogels ook last hebben van sloomheid, stoppen met eten en vertraagde kroplediging.

Ze kunnen in één tot twee weken sterven.


De chronische vorm van PBFD zorgt voor een verslechtering van het verenkleed.

Het virus grijpt aan op veren die zich aan het ontwikkelen zijn.

Dit betekent dat bij veel papegaaien de donsveertjes het eerst aangetast worden.

Deze ruien ten slotte continue, wat betekent dat er continue nieuwe veertjes aan het groeien zijn.


De grote slagpennen en contourveren zullen tijdens iedere ruiperiode meer afwijkend worden.

De veren die doorkomen stoppen vaak te vroeg met groeien.

Ze kunnen afwijkend van vorm zijn of gemakkelijk afbreken.

Het kan ook zijn dat in de eerste periode alleen de kleuren van de veren afwijkend zijn.

Als een vogel met de ziekte lang genoeg leeft, zal deze uiteindelijk kaal eindigen.


Problemen met de snavel bestaan uit te lang groeien, breken en in de mondholte kan het slijmvlies ontsteken of zelfs afsterven.

Naast de problemen die het virus veroorzaakt met de veren en snavel, zorgt het ook voor en vermindering van de afweer. Hierdoor zijn besmette/zieke vogels veel gevoeliger voor allerlei andere infecties en zullen ze ook eerder ziek worden als de omstandigheden niet optimaal zijn.


Naast vogels die duidelijk zichtbare verschijnselen hebben, zijn er ook dragers van de ziekte.

Deze hebben het virus in hun lichaam en kunnen ook anderen besmetten.

Zelf vertonen ze geen tekenen van ziekte. Ze kunnen de ziekte wel ontwikkelen in tijden dat de weerstand verlaagd is. Dit kan bijvoorbeeld komen door een andere ziekte, tekorten in voeding of stress.


Diagnose

Het virus kan in het bloed worden aangetoond.

Vogels die veer/snavelafwijkingen hebben en daarnaast positief testen (het virus zit dus in het bloed) hebben een actieve PBFD infectie. vogels zonder tekenen van de ziekte die positief testen, zijn ofwel drager, of het kan zijn dat ze het virus net gekregen hebben en nog geen zichtbare verschijnselen hebben. Er zijn vogels die na infectie het virus weer kwijt kunnen raken door een goede reactie van het afweerapparaat.

Positieve vogels zonder verschijnselen kunnen daarom het beste na 90 dagen nogmaals getest worden.

Zij kunnen dan negatief zijn.


PBFD-positieve vogels moeten weggehouden worden van gezonde vogels en zeker van jonge papegaaiachtigen.

Mensen die in contact komen met zieke vogels moeten zeker ook rekening houden met het feit dat het virus gemakkelijk overgedragen kan worden door bijvoorbeeld veerstof aan handen en kleding.


Vogels die besmet zijn, kunnen dit doorgeven aan hun jongen. Deze kunnen in het ei al besmet zijn, of de ouderdieren besmetten hun jongen bij het voeren uit de krop.


Behandeling

Tegen het virus zelf is geen behandeling mogelijk. Een zieke vogel kan nog een tijd overleven als er geen bijkomend infecties optreden, zoals met een schimmel of een bacterie.


Optimale voeding en huisvesting is dus erg belangrijk.