Vogelmuur duidt op de gretigheid waarmee vogels, o.a. kippen, dezaadjes en de bladeren eten.


Van de vele onkruidza­den die we voor onze vogels als voedselkunnen gebruiken is muur de meest bekende.


Er zijn vele soorten muur zoals bij­voorbeeld vogelmuur, bosmuur,drienervig muur en moerasmuur.

Maar laten wij het bij de vogelmuur houden.


Want welke soort muur we ook plukken, als de bloemen wit zijn, is de voe­dingswaarde hetzelfde.

De vogelmuur kenmerkt zich door slappe stengels, liggend, tot hij door een dicht omringende begroeiing wordt gedwongen het licht hogerop te zoeken.

Dan richt hij zich op. Hij heeft een à twee rijen haren van knoop tot knoop, sterk vertakt.

De bladeren zijn gesteeld en Y-vormig spits, meestal kaal.


De witte bloemen staan in de oksels van groene schutbladeren, zonder een vliezige rand.

De vijftallige kelk­ bladeren zijn 2-1/2 mm. lang, vliezig gerand.

De kroonbladeren zijn amper langer dan de kelk, soms korter of ze ontbreken bijna helemaal.

De basis is ingesneden, tien of vijf meeldraden of min­der; soms gereduceerd en drie stijlen.

De doosvrucht opent zich met zes tanden die meer dan half zo langzijn als de vrucht.

Bij regenweer en 's avonds gaan de bloemen dicht.


De plant heeft zo'n grote groeikracht dat hij wel vijf generaties per jaar kan vormen.

In de oudheid was vogelmuur bij de kruiden kundige niet bekend of men maakte er geen melding van.

In de 19e eeuw werd de plant door de Beierse kruidenarts Kneipp echter hoog aangeprezen als kalmerend middel, bij irritatie van luchtwegen.


Verder kan men het kruid drogen of afkoken, of het fijn malen, eventueel om het voor omslagen te gebruiken.

Het werkt voortreffelijk bij bloedingen van longen of darmen en bij alle ontstekingen aan de luchtwegen, darmkanaal, nieren, geslacht organen, ook wanneer de ontstekingen al tot verzwering zijn overgegaan.


Het werkt versterkend en verkoelend op slijmvlie­zen.

Bij eczeem, huidontstekingen, brandwonden en open benen is de werking buitengewoon goed.


De standplaats

Deze zeer bekende, zeer goede artsenijplant komt algemeen voor in Europa tot een hoogte van 2.000 m. boven zeeniveau.

In Neder­land en België is hij een algemeen onkruidgezelschap, vooral op hakakkers en in tuinen, langs wegen op braakliggend land, belten, slootkanten en in open begroeiing.


De hoogte

Vogelmuur kenmerkt zich door het over de grond kruipen. Alleen tussen onder gewassen of als de groei heel snel gaat, dan wil hij zich wel oprichten om meer zonlicht op te vangen.

Zijn hoogte is 10 tot 40 cm

De bloeitijd

De vogelmuur bloeit zoals de meeste andere muursoorten van februari tot november.

Maar als het een erg milde winter is kan hij het hele jaar door groeien en bloeien.

 

Wat te voeren?

Van de muursoorten kan men de bossen met wortel en loof goed in de volière leggen.

Alle vogels zonder uitzondering eten de groene delen.

Maar ook de zaden.


Als u een grote buitenvolière heeft, zaai dan een stukje in met muur en zet er een gaashor over.

U zult zien dat u  na een paar weken een mooi groente­ tuintje bij uw vogels heeft staan.

Pak dan het gaas weg, leg dat op een andere plaatsen herhaal dan het voorgaande. 


Werkzame bestanddelen

Dit zo bekende onkruid heeft meer in zijn mars dan op het eerste gezicht lijkt. Dat dankt hij aan een hoog gehalte van vitamine A en C, slicea, magnesium, sapon­inen, organisch kalium en silicium, zouten, hars, gom en ijzer.

De medicinale eigenschappen zijn aansterkend, urine afdrijvend, vocht afdrijvend en wond helend.

 

Welke vogels eten deze zaden?

Bijna alle wildzang vogels eten muur erg graag en voeren het graag aan hun jongen.

Maar ook de valkparkiet vindt het een uitstekend voer, zeker als zij jongen hebben.

Gooi er een bosje muur in en tien minuten later hebben de jongen muur in de krop.


Let maar eens op!

Ook de meeste tropische vogels en alle kleine en grote parkieteneten graag het groen en de zaden van het vogelmuur.


Het is een uitstekend groenvoer en onkruidzaadvoer.